Empathie in leiderschap, overschat?
Persoonlijkheidskenmerken zijn op zichzelf niet ‘goed’ of ‘fout’. Toch worden sommige eigenschappen veel vaker als louter ‘positief’ ervaren dan anderen.
Persoonlijkheidskenmerken zijn op zichzelf niet ‘goed’ of ‘fout’. Dit wordt steevast aan onze assessmentdeelnemers verteld tijdens feedbacksessies. En dat is waar. Iedere eigenschap heeft voor- en nadelen in een specifieke context, maar is niet inherent ‘beter’ dan de volgende. Toch worden sommige eigenschappen veel vaker als louter ‘positief’ ervaren dan anderen. Sommige springen eruit, zoals ‘assertiviteit’ en ‘empathie’.
Verklaringen voor deze extra positieve waardering van sommige eigenschappen zijn al vaker gezocht. Zo schrijft Susan Cain in haar boek ‘Quiet’ (the power of introverts in a world that can’t stop talking) de maatschappelijke ‘overwaardering’ van assertiviteit en extraversie in het algemeen ten dele toe aan toenemende verstedelijking begin 20ste eeuw.
‘De stad’ zou leiden tot meer vlugge en oppervlakkige contacten en de sociale ‘smeerolie’ van extraversie is daarbij een voordeel – en dus ook een meer wenselijke eigenschap dan introversie.
Hoewel sommige vragen door deze verklaring onbeantwoord blijven – bijvoorbeeld, waarom krijgt introversie in Azië meer waardering dan in het Westen terwijl daar ook grote steden zijn – lijkt er van die overwaardering in het Westen wel degelijk sprake. Wie een leuke tegenhanger zoekt voor de hoe assertiever, hoe beter– these, raad ik Susan’s ‘Quiet’ aan, maar ook het werk van Jeffry Wijnberg, zoals zijn ‘Anti-assertiviteitsboek’.
Ik wil het hier hebben over empathie en leiderschap. Wie zoekt op empathie en leiderschap (of empathy en leadership) vindt grofweg een 10:1 verhouding: Tien artikelen pro-empathie (empathy is essential, empathy is the most important leadership skill, the empathetic leader is the best leader, etc, etc.) tegen één contra. Ook hier lijkt sprake te zijn van eenzelfde sociaal-maatschappelijke overwaardering. Deze wellicht te stevige waardering is goed merkbaar tijdens gesprekken met assessmentdeelnemers. Minder empathisch zijn wordt doorgaans als teleurstellend ervaren terwijl het omgekeerde als alleen maar goed wordt ervaren. En dat is jammer voor veel mensen. Al was het maar omdat een kwart van de bevolking minder dan gemiddeld empathisch is. Leef je maar eens in: een enorme groep mensen wiens kwaliteit weinig erkenning krijgt!
Kijkend naar allerlei leidinggevenden, van coördinators en afdelingshoofden tot directeuren en bestuurders, zien wij een wat genuanceerder verhaal. Het veelvuldig observeren van leidinggevenden in assessmentsituaties geeft onder meer de volgende indrukken op het vlak van empathie:
- Leidinggevenden die meer dan gemiddeld empathisch zijn, blijken zeer goed in het aanvoelen van de ‘onderstroom’ doordat zij actief bezig zijn met het verkennen van het perspectief van de ander door daar vragen over te stellen, te peilen en te ‘overbruggen’. Zij lopen doorgaans het risico dat zij te veel voorrang verlenen aan ‘de relatie’ en zakelijke / objectieve belangen (onbewust) uit het oog verliezen.
- Leidinggevenden die benedengemiddeld empathisch zijn, blijken zeer goed in het objectiveren van situaties en zijn beter dan empathische leidinggevenden in het laten prevaleren van zakelijke doelstellingen of belangen boven de gevoeligheden die meespelen. Zij lopen echter het risico dat zij te weinig sensitief zijn voor onderliggende emoties en gevoeligheden en daardoor te weinig echte acceptatie en draagvlak voor besluiten verkrijgen.
Wellicht is het beter om te zeggen dat een leider voldoende empathisch moet zijn, maar het lijkt geen kwestie van hoe empathischer, hoe beter. Zowel te weinig als te veel empathie lijken serieuze valkuilen te vormen voor een leidinggevende. Misschien is het saaie, grijzemuizerige ‘gemiddelde’ nog niet eens zo gek…(?)